Hij gaat als een van de laatsten naar huis wanneer The CineMusic Experience een optreden heeft gehad. Niet omdat hij lang blijft napraten, maar omdat hij een hele rij aan instrumenten inpakt en meeneemt. “Wanneer je in de houtblazerssectie speelt, speel je nooit één instrument.” Lees zijn verhaal over verhuizen naar Nederland, mooie dromen en de uitdagingen van CineMusic.
Wat is jouw rol bij CineMusic?
Bij CineMusic speel ik in de houtblazerssectie. Ik speel verschillende instrumenten, in ons orkest zijn dat, basklarinet, tenorsaxofoon en baritonsaxofoon. Daarnaast ben ik sectieleider van de blazersgroep. Dat betekent dat ik zorg voor overzicht binnen de blazerssectie. Ik stem met de productie af wie wanneer speelt, want iedereen heeft een stand-in voor het geval iemand ziek wordt of verhinderd is. Daarnaast ben ik het aanspreekpunt voor praktische zaken, zoals het geluid of de opstelling op het podium. Soms overleg ik met de dirigent of productie als er wijzigingen in de bezetting nodig zijn. Het is een leuke rol.”
Hoe ben je bij CineMusic betrokken geraakt?
“In december 2019 werd ik gebeld door een oude bekende, Ruud Luttikhuizen, met de vraag of ik wilde meespelen bij twee concerten. Ik kende Ruud al van eerdere muzikale samenwerkingen, dus ik zei meteen ja. Helaas gooide COVID-19 roet in het eten en lag alles stil. Maar toen we tussentijds weer even mochten spelen, begonnen we met een kleine bezetting. Inmiddels is CineMusic uitgegroeid tot een groot orkest dat in theaters door het hele land speelt.”
Had je dit succes verwacht toen je begon?
“Nee, helemaal niet. Ik dacht dat het een leuk kleinschalig project zou worden, met optredens in kleine zalen. Maar inmiddels spelen we in grote theaters. Het succes wordt vaak gekoppeld aan het orkest en natuurlijk is dat er een belangrijk onderdeel van, maar we hebben dat ook te danken aan de techniek. Die laatste loopt naar mijn mening gesmeerd. We hebben vrijwel nooit dat er iets niet werkt of dat het geluid rondzingt. Naar mijn weten is het geluid in de zaal ook altijd goed. Dat is fantastisch.”
Hoe ben je zelf begonnen met muziek?
“Ik begon op mijn twaalfde met klarinetlessen. Daarvoor speelde ik een beetje piano, maar mijn echte passie lag bij de saxofoon. Helaas werden er toen in Bonn (Duitsland), waar ik vandaan kom, op de muziekschool geen saxofoonlessen gegeven, dus koos ik voor klarinet. Later kon ik een tenorsax lenen van een schoolorkest ,en heb ik mezelf saxofoon aangeleerd. Dat was vooral een kwestie van veel oefenen en experimenteren. Pas in aanloop naar mijn studie aan het conservatorium in Hilversum kreeg ik echt les in saxofoon.
Wat trok je zo aan in de saxofoon?
“De veelzijdigheid. Een saxofoon past in bijna elk genre: jazz, pop, bigband, soul. Het instrument heeft een rijke klank en kan zowel solo als in een groep goed tot zijn recht komen. Het is een veelzijdig instrument. Alleen in klassieke orkesten kom je het niet vaak tegen. De saxofoon bestaat pas zo’n 170 jaar, veel klassieke componisten hebben er daarom geen muziek voor geschreven.”
Hoe was jouw tijd op het conservatorium?
“Ik ging naar het conservatorium in Hilversum, daar zat toen een vrij groot conservatorium dat gericht was op de lichte muziek. Je had toen het Metropole Orkest, de Skymasters een omroepband van de AVRO, je had het Nick Vollebregt jazzcafé in Laren. De mensen die in de omroeporkesten zaten, gaven les op dat conservatorium. Er waren veel buitenlandse studenten, ik had leuk contact met de docenten, we speelden in big bands en gingen zelfs op tournee. Het was een leuke tijd.”
Hoe vond je het om in Nederland te komen wonen?
“Het was best een stap om vanuit Duitsland naar Nederland te komen voor mijn opleiding. Zeker in de jaren 80, toen was het sentiment richting Duitsers toch nog wel anders dan nu. Dat viel me wel rauw op mijn dak. Opmerkingen zoals ‘ik wil mijn fiets terug’, of auto’s die afsneden omdat ik een Duits kenteken had. Toen ik 15 jaar was, was ik voor het eerst met vakantie in Nederland. Dat was in 1979, de tijd van opkomend milieubewustzijn en vredesdemonstraties; het progressieve klimaat van toen sprak me erg aan. Maar die rauwe onderkant kende ik niet. Tegenwoordig is dat anders. Ik vraag me af of de kinderen die nu naar de basisschool gaan nog weten wat een mof is.
Het had dus wat voeten in aarde, maar ik ben blij dat ik naar Nederland ben gegaan. Ik zou nu niet meer terug willen naar Duitsland.”
Wat doe je naast The CineMusic Experience?
“Ik geef twee dagen per week saxofoonles in Zaanstad. Sinds kort geef ik les aan het conservatorium in Amsterdam. Ik heb nog twee andere bands waarin ik speel, waaronder The Ramblers en ik dirigeer twee big bands. En ik schrijf arrangementen voor verschillende ensembles, waaronder CineMusic.”
Wat vind je het meest bijzonder aan dit orkest?
“De combinatie van een vrij grote blazersgroep en de strijkers en de ritmesectie die erachter zit. Daardoor kunnen we veel muziek spelen, vrij dramatische, zware muziek, maar ook heel klein, beetje poppy of juist jazzy. Plus de combinatie met de filmbeelden. Daarnaast is de dynamiek binnen het orkest uniek: we hebben zowel jonge muzikanten als ervaren professionals. Dat zorgt voor een energieke en inspirerende sfeer.”
Heb je een favoriet stuk dat je met The CineMusic Experience speelt?
“Technisch uitdagend vind ik E.T. en Harry Potter. Die stukken zitten vol snelle loopjes en afwisselende tempi. Vooral op de basklarinet ben ik de hele tijd aan het spelen. Sommige passages moet ik heel erg geconcentreerd zijn, zodat het geluid niet overslaat. Qua emotie raakt Schindler’s List en The Godfather me altijd. Maar ik ben ook trots op de arrangementen die ik zelf heb gemaakt.”
Als alles mogelijk zou zijn, wat zou je dan met het CineMusic-orkest willen bereiken?
“Het lijkt me erg leuk om met dit orkest een keer originele muziek op te nemen voor een bioscoopfilm. En dan niet zo zeer voor de allergrootste Hollywood-achtige film, maar liefst voor een Europese productie met een artistieke inslag. En dan muziek die een klein beetje rauw is. Dat zou een compleet nieuwe ervaring zijn voor ons orkest.”